Gladheidsbestrijding: hoe moet dat?

In december was het weer eens zo ver: langdurig gladde wegen en fietspaden. Met als gevolg veel vallende fietsers met bijbehorende blessures en botbreuken. Terwijl de rijbaan voor de auto vaak goed toegankelijk was. Kan dat niet anders?

gladheidsbestrijding-foto1

Daarover gaat de CROW-publicatie 270 getiteld ‘Gladheid: voorspellen, voorkomen, bestrijden’. In dit artikel beschrijven we een overzicht van de voor fietsers relevante gedeelten. Gladheid als gevolg van weersomstandigheden wordt in het geval van fietsers veelal veroorzaakt door bevroren water, zelden door vloeibaar water. Bevroren water komt voor in de vorm van ijs, sneeuw en ijzel. Dit onderscheid is van belang vanwege de bestrijding:

IJs: bevroren water. Vooral van belang bij vorst als de wegen nog nat zijn (opvriezing). Omdat zowel de temperatuur als de aanwezigheid van water van plaats tot plaats sterk kan verschillen, is dit een verraderlijke vorm van gladheid. Om ijs te bestrijden is het aangeraden om te strooien met zout (pekel). Zout leidt tot het dalen van het vriespunt, waardoor het water pas bij lagere temperaturen bevriest. De daling van het vriespunt hangt af van de zoutconcentratie; typische waarden zijn 7 tot 10 graden daling. Zout strooien helpt dus niet bij zeer lage temperaturen (lager dan –10 graden). De hoeveelheid gestrooid zout bepaalt de hoeveelheid ijs die smelt. Aanbevolen wordt om preventief (dus vóór de neerslag) 15 tot 20 gram zout per vierkante meter te strooien en dan nog eens dezelfde hoeveelheid tijdens de ijsvorming. Hierbij heeft het CROW een heel duidelijke voorkeur voor het zogenaamde ‘natstrooien’ boven het traditionele droogstrooien. Bij natstrooien wordt het zout voor het strooien licht bevochtigd. Het wordt daardoor plakkerig en hecht zich aan het wegoppervlak. Natzout werkt sneller en er is minder van nodig. Volgens het CROW gebruikt ongeveer de helft van gemeenten de natstrooitechniek, de andere helft doet dat dus nog niet.

IJzel: onderkoelde regen die op de grond direct in ijs verandert of gewone regen die op een bevroren ondergrond alsnog tot ijs bevriest en het wegdek spiegelglad maakt. Door de neerslag is het meestal wel duidelijk dat het glad is. Wanneer het vriest kan ijzel lang blijven liggen. Bij ijzel geldt hetzelfde als bij ijs qua bestrijding, het strooien van zout.

Sneeuw: neerslag in de vorm van kristallijn bevroren water. Sneeuw leidt niet direct tot gladheid (wel tot lastig fietsen). Gladheid ontstaat pas wanneer de sneeuw door het verkeer wordt samengedrukt, waarna de sneeuw in ijs overgaat. De beste remedie hiertegen is de sneeuw direct te verwijderen door te vegen. Daardoor voorkom je bovendien dat de sneeuw bij lichte dooi gaat smelten en bij (nacht)vorst weer opvriest.

Zoals gezegd, in alle gevallen moet er vorst aanwezig zijn in de lucht of in de grond. Uiteraard wisselt de temperatuur met de tijd van de dag en ook naar plaats. ’s Winters wordt het koudste moment van de dag bereikt vlak voor zonsopkomst, dus zo rond acht uur ‘s morgens. Op open plaatsen met veel uitstraling kan de minimumtemperatuur een aantal graden lager zijn dan bijvoorbeeld in de stad. Ook bruggen van beton en staal kunnen makkelijk drie graden kouder zijn dan de omgeving.
Op dergelijke plaatsen kan dus gladheid door opvriezing ontstaan, terwijl het elders niet glad is. Het is niet zo dat de gladheidsproblemen toenemen naarmate het kouder is. Juist bij kwakkelweer (temperaturen rond het nulpunt) zijn de gladheidsproblemen het grootst. Hiervoor zijn twee oorzaken aan te wijzen. Ten eerste treedt ijzel alleen bij deze temperaturen op; bij lagere temperaturen heeft neerslag altijd de vorm van sneeuw. Ten tweede is bij kwakkelweer gladheid vaak slechts lokaal aanwezig, waardoor weggebruikers erdoor worden verrast. Bij strenge vorst houdt iedereen rekening met gladheid.

Prioriteit
Het CROW geeft aan gladheidsbestrijding op fietspaden de prioriteit ‘hoog’. Dat betekent dat bij gladheid uiterlijk binnen 3,5 uur na het strooicommando vanuit het stadhuis ook alle fietspaden moeten zijn gestrooid. Dat is vaak ’s nachts of in de vroege ochtend. Ook moeten fietspaden preventief worden gestrooid wanneer er bij nattigheid vorst of ijzel verwacht wordt. Wat jammer is, is dat het CROW het alleen over fietspaden heeft en niet over fietsroutes. Zo hebben erftoegangswegen buiten de bebouwde kom een lagere prioriteit. Op zich prima, maar niet als het parallelwegen zijn in een hoofdfietsroute.

In de zomer nadenken over gladheidsbestrijding
De reden om in de zomer na te denken over gladheidsbestrijding is omdat je nu nog precies weet wat er in de afgelopen winter mis ging. En dus wat er de volgende keer beter moet. Enkele aandachtspunten:

  • Strooiroutes: lagen alle hoofdfietsverbindingen op een strooiroute? Werden alle fietsverbindingen binnen de norm van 3,5 uur aangepakt? Werden de routes ook daadwerkelijk helemaal gereden?
  • Materieel: was er genoeg goed materieel? Konden de strooiwagens op alle fietsverbindingen komen (paaltjes etc.). Hebben de wagens geen schade veroorzaakt aan de verharding?
  • Zout: was er genoeg zout, ook per wagen? Soms strooien wagens niet omdat ze voortijdig door hun voorraad zout zijn.
  • Afwatering: werd het smeltwater goed afgevoerd van het wegdek op de hoofdfietsverbindingen? Let daarbij speciaal op tunnels in verband met de hogere fietssnelheden en de lagere ligging.
  • Natstrooien: is de gemeente al overgeschakeld op de moderne techniek van het natstrooien?

 

Categorieën