Fietsparkeren

15560510826_797dfeb302_k

Tien vragen van nieuwe vrijwilligers over het stallen van fietsen

1. Waar vind ik kennis over het stallen?

Omdat de gestalde fiets –in tegenstelling tot de rijdende fiets-  een serieuze hindermacht op straat is geworden, zijn overheden sinds eind vorige eeuw steeds meer aandacht aan de gestalde fiets gaan besteden. Zowel overheden als Fietsersbond kunnen nu gebruik maken van Normen en Richtlijnen die het CROW-Fietsberaad bijeen heeft gebracht. Voor de komst van het Fietsberaad begin deze eeuw had de Fietsersbond op landelijk niveau al regelingen bereikt: landelijke richtlijnen voor het stallen bij stations; het vernieuwen en uitbreiden van stallingen bij stations; en instelling van een Parkeur voor goede rekken. Je hoeft het wiel dus niet helemaal zelf uit te vinden als je als vrijwilliger gevraagd wordt (of jezelf namens de Fietsersbond aanbiedt) om mee te denken met stallingsplannen/-projecten van je gemeente, provincie, de NS of andere beheerder. Voor iedereen heeft de Fietsersbond kennis en standpunten over het stallen opgesteld en bijeengebracht.

2. Welk rek?

Sinds de komst van het Fietsparkeur in 1998 hoeven vrijwilligers zich niet meer te bekommeren om welk soort rek ze moeten vragen of kunnen gedogen in het gesprek met de stallingsbeheerder of de plannenmaker/ontwerper. Adviseer voor de onbewaakte ruimte rekken met FietsParkeur, dan zit je goed. Parkeur materieel is getest op ergonomie, veiligheid en kraakbestendigheid. Een overzicht van de diverse rekken met Parkeur vind je hier. Nu is verder gebleken dat het ‘nietje’ of aanleunhek door fietsers wordt gewaardeerd. Bijvoorbeeld de houten aanleunhekken bij recreatiegebieden. Je kunt ook daar je fiets goed aanbinden met frame en wiel. Weinig nietjes hebben Parkeur, maar nietjes kunnen dus toch worden gebruikt.

3. Waar moeten de nieuwe stalplaatsen bij de winkels en/of het centrum gerealiseerd worden?

Als regel kun je stellen dat hoe korter de fietser stalt, hoe kleiner de resterende loopafstand tot de ingang dient te zijn. Bij winkelcentra en vooral supermarkten speelt het vervoer van boodschappen een rol bij de eis om zo dicht mogelijk bij de ingang te mogen stallen. Pleit er in elk geval voor dat de fiets bij de supermarkt dichter bij de ingang staat dan de parkeerplaats van de auto’s. En dat de route naar en vanaf de stalling niet gehinderd wordt door in- en uit parkerende auto’s. Naarmate de verwachte stallingsduur langer wordt, kun je in het overleg genoegen nemen met oplossingen die verder van de bestemming af liggen.  Het belang van een goede bescherming tegen diefstal neemt dan toe, en dat maakt de urgentie van (gratis) bewaakt stallen groter. Omdat dan ook grotere aantallen fietsen gestald staan, neemt het draagvlak voor bewaakt stallen ook toe. Zolang dit niet haalbaar is, blijft het belangrijk te kiezen voor Parkeurmaterieel of nietjes.

4. Kunnen rekloze stallingsvakken een oplossing zijn?

‘Stallen op de stang’ wordt door steeds meer gemeenten uitgeprobeerd omdat het voorkomt dat rekken bij de winkels dichtslibben met fietsen die niet meer worden opgehaald, of met langstallers die geen boodschappen komen doen. Je biedt dan toch iets voor de fietser die boodschappen doet en met luttele minuten weer wegrijdt van de ingang.

Nadelen van rekloos stallen zijn de per minuut grote kans op diefstal en vooral de kans op massaal omverwaaiende of omver gegooide fietsen. Bij massaal stallen kan het er behoorlijk chaotisch mee worden. De Fietsersbond is niet bij voorbaat tegen, het kan onderdeel zijn van maatwerk voor het veiligstellen van kort stalgelegenheid. Rekloze stallingsplaatsen zijn ook handig voor bakfietsen. Wel vindt de bond dat zodra rekken in de openbare ruimte bespreekbaar zijn, dat altijd rekken met aanbindmogelijkheid moeten zijn: met Parkeur of als nietje. Want als we daarop niet letten, verschijnen in no-time overal elders rekken zonder aanbindmogelijkheid en zijn we weer terug bij af, ofwel terug bij 1990.

5. Hoeveel stallingsplaatsen zijn er vereist?

Dat loopt sterk uiteen per soort bestemming en hangt voorts af waar in de stad die bestemming gelegen is. Daarvoor heeft het CROW/Fietsberaad ingaande 2010 na onderzoek (met hulp ook door Fietsersbondvrijwilligers) voor allerlei soorten bestemmingen kengetallen met ruime marges ontwikkeld. Je kunt eigenlijk je overlegpartner meteen verwijzen naar die startnormen. Alleen ze bieden nog geen oplossing voor als de stallingplaats meerdere bestemmingen bijeen bedient. Een dan mogelijke uitweg is te observeren hoeveel fietsen er nu al staan, en dan daarvoor met een ruime marge daarvoor alvast klemmen neer te zetten. Er is dan kans dat later moet worden bijgeplaatst.

Een stalling voor meer dan 80% bezet met fietsen, kan als vol worden opgevat. Dat wordt belangrijker naarmate de stallingsruimte groter en onoverzichtelijker wordt. Je moet niet hoeven speuren naar de laatste vrije plaatsen. Bij tellingen kan blijken dat er zowel enige leegstand is als dat er fietsen massaal buiten de rekken staan of foutief tussen andere fietsen weggezet. Dat kan heel goed verklaarbaar zijn, bijvoorbeeld als de drukte over haar hoogtepunt heen is en klemmen vrij komen. Om bij zowel leegstand als fout stallen te bepalen of er tekorten zijn probeer je dan in te schatten hoe de bezetting zou zijn als alle fietsen correct gestald zouden zijn.

6. Gratis of tarief?

Er was eens een wethouder die voor alle bewaakte stallingsplaatsen in het centrum het NS tarief wilde rekenen, ook bij gebruik door centrumbezoekers voor hooguit enkele uren. Ze realiseerde zich niet dat het NS-tarief alleen voor reizigers met de trein, die lang wegblijven, toepasbaar is. Maar gelukkig was ze de laatste, in een tijd dat gratis bewaakt stallen al duidelijk in opmars was bij gemeenten. Met gratis bewaakt stallen bied je een veilig en dus aantrekkelijk alternatief aan voor het stallen op straat. Het kan een tegemoetkoming zijn voor het stallen voor zeg een kwartier of langer zijn voor als dat door ruimtegebrek echt niet dichter bij de bestemming kan.  De NS experimenteert met instemming van de Fietsersbond o.a bij Utrecht Centraal met gratis bewaakt stallen voor het eerste etmaal, waarna het normale NS dagtarief geldt. Daarmee worden de meeste fietsende reizigers voordelig en goed bediend. Elders in de steden is voor de Fietsersbond tarief voor bewaakt alleen aanvaardbaar als dit hetzij zeer gering is (desnoods met een voordelig stadsabonnement) hetzij de keuze tussen vrij stallen en bewaakt overeind blijft. Van het tarief mag nooit de prikkel uitgaan om de fiets niet te nemen, daar het OV en de auto altijd maatschappelijk duurder uitpakken.

7. Stallen aan huis: je zal maar zonder zitten

Ruim de helft van alle fietsdiefstallen vindt plaats aan huis: er zijn in en om de oude binnensteden hele buurten waar bewoners hun fiets niet veilig in of bij huis kwijt kunnen. De woningen zijn gebouwd zonder berging. Maar ook raken bewoners weleens hun fiets kwijt omdat ze die niet tijdig binnen zetten. De Fietsersbond ontvangt soms meldingen van nieuwe bewoners die pas na verhuizing ontdekken dat er geen beschutte plek voor hun fietsen is. De grote steden zijn ertoe overgegaan om fietstrommels en buurtschuren te (laten) realiseren als collectieve oplossing. Maar de wachttijden blijven hopeloos lang en oplossingen kostbaar en administratief complex. Vaak is de aanvrager alweer weg verhuisd als de stallingsplek in een trommel of schuur eindelijk beschikbaar is. Daarom is het van groot belang dat voor alle nieuwe woningen tegenwoordig weer een landelijk Bouwbesluit geldt, dat bergingsruimte voorschrijft. De landelijke Fietsersbond heeft het weten terug te halen van weggeweest toen bleek dat tussen 2003 en 2012 de helft van de nieuwe woningen zonder berging werd opgeleverd.

8. Stallingsnormen opleggen: bouwbesluit of bestemmingsplan?

Het Bouwbesluit voor het stallen is bij bedrijven en instellingen blijven bestaan, maar er gelden te lage normen. Maar in 2017  vervalt het landelijke Bouwbesluit voor het stallen bij  bedrijven en instellingen. Gemeenten mogen dit nu al regelen in de bestemmingsplan voorschriften voor nieuwe situaties. Er mag dan volgens de CROW-Fietsberaad normentabel of nog strenger worden genormeerd. De gemeenten Utrecht en Den Haag zijn ermee aan de slag gegaan. Vrijwilligers die te maken krijgen met bestemmingsplannen kunnen hun gemeente wijzen op de mogelijkheid het stallen goed te regelen via het plan.

9. Stallen bij bus/tram/metro; waar moet ik op letten?

De fiets is de reddende engel nu er steeds meer buslijnen worden opgeheven, uitgedund of alleen op aanvraag nog rijden. Het resterende openbaar vervoer wordt wel steeds sneller en comfortabeler, zodat de combinatie fiets – Openbaar Vervoer (OV) een alternatief blijft voor de autorit. Maar als de fiets de ontsluitende bus vervangt, dan moeten er wel stallingsplaatsen (met parkeur) bij de haltes zijn. Bij sommige haltes worden telkens grote aantallen fietsen geteld, bij andere halten blijven klemmen onbezet. Bus/tram/metrolijnen die een bereik hebben dat boven dat van de fietsrit voor veel mensen ligt (bijvoorbeeld meer dan 7 km) zullen veel fietsers trekken uit de omgeving van de halte.

OV-maatschappijen en wegbeheerders plaatsen al steeds meer rekken bij belangrijke bus/tram/metrohalten. Dat begon al vorige eeuw met het Interliner (bus met treincomfort) experiment. Fietsersbond vrijwilligers met een OV-hart kunnen binnen hun werkgebied letten op voldoende aantallen, verkeersveilige situering en Parkeur materieel.

10. Stallen bij treinstations, waar moet ik op letten?

Vooral na 2000 staan er steeds meer fietsen gestald bij de treinstations en wordt voortdurend gewerkt aan het terugbrengen van het tekort aan plaatsen, dat landelijk tienduizenden bedraagt. Typisch vooral voor de kleinere stations zijn de zwarte Tuliprekken met v-vormige overkapping – uit het afgelopen langjarige programma Ruimte voor de Fiets van spoorbeheerder Pro Rail, met subsidie van het rijk. Maar bij de grotere stations is er onvoldoende ruimte voor deze hoogwaardige oplossing. Provisorisch worden compacte systemen geplaatst, ook rekken met 2 verdiepingen, in afwachting van definitieve inpandige oplossingen.

De eerste moderne comfortabele stallings gebouwen die typisch zijn voor de beoogde eindsituatie bij de grote stations zijn er: in Groningen, Utrecht, Houten, Zutphen, Haarlem, Rotterdam. Het onderscheid tussen gratis niet bewaakt en betaald wel bewaakt wordt losgelaten. NS, Pro Rail, gemeenten, CROW Fietsberaad en Fietsersbond lijken het anno 2014 eens te worden over de gewenste situatie bij de grote stations: grote gebundelde stallingsruimten voor alle fietsen, met gratis en beheerd/bewaakt, maar betalen bij stallingsduur langer dan een dag of enkele dagen. Ook wordt werk gemaakt van het openhouden van plaatsruimte door het handhaven van een maximale stallingduur; gewoonlijk van enkele weken.

Voor de nieuwe vrijwilliger die met het stations stallen aan de slag gaat, is hier een pakket van standpunten van de Fietsersbond dat door het landelijk bestuur is vastgesteld.

 

Oudere items