De fiets in landelijke gebieden

Landelijke gebieden kennen hun eigen uitdagingen. Fietsveiligheid is er een van. Voor afdelingen die invloed willen uitoefenen op de verkeers- en fietsplannen van hun gemeente voor buiten de bebouwde kom, hebben we de belangrijkste aandachtspunten op een rij gezet.

Landelijke-gebieden

Waarom speciale aandacht voor landelijke gebieden?

De bevolking van Nederland blijft groeien. Deze groei slaat vooral neer in de Randstad. Aan de randen van Nederland treedt bevolkingskrimp op. Bij krimp denken we vooral aan verlies van draagvlak voor openbaar vervoer, voorzieningen en winkels als gevolg van of gevolgd door dalende inwonertallen. Dat resulteert in oplopende afstanden en toenemend autogebruik. Allemaal niet best voor de fietsbaarheid.

Er zijn echter ook landelijke gebieden die niet (meer) ontvolken. Hier voelt de fietser de druk van de verstedelijking, zich uitend in verrommeling met auto-aantrekkende functies. En overal waar geen fietspaden zijn, bedreigt landbouwverkeer en sluipverkeer van auto’s de fietsers.

Dit zijn de aandachtspunten voor het fietsen in landelijke gebieden en buiten de bebouwde kom:

Fietsroutenetwerk aanleggen

Doorgaand routenetwerk voor de fiets
Allereerst hebben we in landelijke gebieden een bestuurlijk vastgesteld doorgaand fietsroutenet nodig, dat aansluit op de routes in de bebouwde kom. Een goed mobiliteitsplan/fietsplan laat dat netwerk zien. Het fietsnetwerk buiten de bebouwde kom moet niet alleen maar recreatief of utilitair zijn; het moet beide functies hebben.

Het bestuurlijk vast te stellen netwerk dekt niet alleen routes die nu al begaanbaar zijn, maar ook routes die in de toekomst nodig zijn of verbeterd moeten worden. Denk aan het verminderen van de barrièrewerking van wegen, spoorlijnen en kanalen door aanleg van fietstunnels en -bruggen. Met de invoering van de Omgevingswet is het zaak die routes in de omgevingsvisie mee te nemen.

Kansen voor aanleg snelfietsroutes

Het landelijke gebied is ook het gebied waar de grootste lengte aan snelfietsroutes kan worden gehaald: snelle fietsverbindingen stad-landelijk-stad. Wanneer de gemeente of provincie snel- of doorfietsroutes overweegt, zorg er dan voor dat die worden meegenomen in de omgevingsvisie.

 

Auto-overlast aanpakken

Voor de fietsbaarheid en fietsveiligheid is het belangrijk dat landelijk gebied niet te veel auto-aantrekkende bedrijvigheid aantrekt.

Het autoverkeer kan ook enorm aanzwellen op dagen waarop het zwem- of schaatsweer is of een evenement wordt georganiseerd. Autoverkeer dat in- en uitparkeert langs erftoegangswegen vormt dan een bedreiging voor fietsers.

Ook staan veel landweggetjes bloot aan sluipverkeer dat files op de N- en A-wegen mijdt in het woon-werkverkeer.

Fysieke maatregelen
In landelijk gebied is lang niet altijd ruimte of budget voor het realiseren van fietspaden als antwoord op (hardrijdend) sluipverkeer of bestemmingsverkeer met de auto. Een goed mobiliteits- of omgevingsplan streeft naar bescherming van fietsers tegen te veel en te hard rijdend autoverkeer op landwegen van het doorgaande fietsroutenetwerk. Dat kan met (aan tijd gebonden) fysieke maatregelen, zoals verzinkbare palen of permanente blokkades voor autoverkeer. Soms is het alsnog mogelijk fietspaden naast een drukke erftoegangsweg te realiseren. Brommers mogen van die paden langs 60-kilometerwegen geweerd worden.

Smalle fietspaden en recreatieve ommetjes beschermen

In landelijke gebieden wordt veel recreatief gefietst. Fietspaden en landwegen die in trek zijn bij recreatieve fietsers kunnen deel uitmaken van het doorgaande fietsroutenet. Maar ook lokaal geliefde routes met meer het karakter van een recreatief ommetje vragen om bescherming tegen afsluiting, doorsnijding en aantasting.

Een oplossing is om het knooppuntennet en de lange-afstandsfietsroutes (LF-routes) op te vatten als doorgaand recreatief routenet. Dit moeten voor het hele fietsende publiek veilig berijdbaar zijn. De overige (smalle, onverharde) fietspaden door de natuur kunnen op eigen risico blijven opengesteld.

Andere aandachtspunten afzonderlijk

Gladheidsbestrijding
Het is de bedoeling dat eenmaal aangewezen doorgaande routes ook in de gladheidsbestrijding worden opgenomen. Binnen de kom mag je die van het hele routenet verwachten, maar erbuiten zul je al gauw routes moeten kiezen, zoals die van en naar school.

Zwaar landbouwverkeer
Fietsers op landwegen en parallelwegen waar geen fietspad is, hebben vaak te maken met zwaar landbouwverkeer. Doorgaande fietsroutes op alle wegen smaller dan 5,5 meter zouden eigenlijk vrij van deze voertuigen moeten zijn om te voorkomen dat fietsers van de weg worden gereden. Met ontheffing mogen landbouwvoertuigen tot 3,5 meter breed zijn!

Snelheid remmende maatregelen
Voorzieningen die de snelheid van gemotoriseerd verkeer moeten remmen, worden nogal eens verkeerd aangelegd, bijvoorbeeld met een ‘paaltje-achterommetje’ voor fietsers. Beter zijn verkeersdrempels van asfalt over de volle wegbreedte, zonder paaltjes. Het is een misverstand dat een maximumsnelheid van 30 km/u alleen op erftoegangswegen binnen de kom mag worden ingesteld. Buiten de kom is standaard zone 60, maar op wegen waar dat gevaarlijk is, bijvoorbeeld omdat er veel auto’s zijn en veel gefietst wordt, mogen wegbeheerders ook 30 km/u als maximumsnelheid instellen.

Betere verlichting
In de landelijke gebieden worden wegen ’s avonds en ’s nachts vaak slecht verlicht. Op het doorgaande routenet zou je kunnen pleiten voor verlichting, dan wel goede markering van fietspaden en smalle landwegen. Dit is om te voorkomen dat de fietser van de weg af raakt.

Slecht wegdek
Vaak is het wegdek van landwegen en fietspaden vandaag de dag wel van asfalt. Ken je nog routes met hobbelige klinkers of verpulverd asfalt? Of met moddersporen en plassen? Draag delen van het fietsroutenet met een slecht wegdek en/of gevaarlijke bermen voor als aandachtspunt in het mobiliteitsplan, fietsplan, omgevingsplan of de omgevingsvisie.

Gevaarlijk oversteken
In landelijke gebieden kan sprake zijn van gevaarlijke oversteekplaatsen van verkeersaders. Vaak is dan niet de gemeente maar de provincie de wegbeheerder. Je zou als afdeling de aanleg van rotondes of het toevoegen van een voldoende breed middeneiland en/of verkeersdrempels kunnen adviseren. Bij drukke N-wegen kan een fietstunnel zowel auto als fiets veilig over de kruising helpen. Het zonder meer opheffen van oversteken is zelden een goed idee.

Voorrang op kruispunten
In landelijk gebied krijgen fietsers zelden voorrang op kruispunten. Dat komt omdat zij hier anders dan binnen de bebouwde kom over het algemeen met te kleine aantallen zijn om bij autobestuurders genoeg urgentie te laten voelen om hen voorrang te geven. Gelukkig is lang niet elk kruispunt zo druk dat het wel of niet voorrang verlenen er veel toe doet in het oponthoud. Voorrang voor fietsers kan wel worden bepleit voor losliggende fietspaden en waar ze kleine erftoegangswegen kruisen.

Fiets stallen bij bushalte
In landelijke gebieden vervult de fiets vaak een aanvullende of zelfs vervangende rol voor het openbaar vervoer. Dat leidt tot de behoefte aan voldoende goede en veilig bereikbare stallingsplaatsen voor fietsen bij haltes van lange buslijnen.